De taal van vrouwelijke lust. Over de onmogelijke opgave van Elfriede Jelinek

Published in Dutch in Mba Kajere magazine in 1996. Partly based on an interview I had with Austrian writer Elfriede Jelinek about her novel 'Lust' and the way she in which she is inspired by the work of French philosopher Georges Bataille.

De taal van vrouwelijke lust. Over de onmogelijke opgave van Elfriede Jelinek

 

In Ce sexe qui n'en est pas un stelt de Franse filosofe en psycho-analytica Luce Irigaray dat Freuds theorie over de psycho-analyse een mannelijk vertoog is, waarin de waarheid over de vrouwelijke seksualiteit wordt uitgedrukt: "het vrouwelijke heeft er geen plaats behalve binnen modellen en wetten die door mannelijke subjecten zijn uitgevaardigd".2

Wat te doen wanneer een vrouw iets over haar eigen aard wil zeggen en meent dat ze zich noodgedwongen binnen dit vertoog moet begeven? Wat te doen als zij het bijvoorbeeld op zich heeft genomen om een vrouwelijke pornografische roman te schrijven?

 

De Oostenrijkse schrijfster Elfriede Jelinek heeft met de roman Lust uit 1989 deze poging gewaagd. En zij zag, naar eigen zeggen, dit project volledig mislukken. Toch heeft zij het afgemaakt om uiting te geven aan haar kritiek op een collectieve verachting van de vrouw. Desondanks of wellicht dankzij deze negatieve inzet, is Lust een indrukwekkend werk geworden. Jelinek slaagt er zowel inhoudelijk als formeel in de macht van het'mannelijk' vertoog tegen zichzelf te keren. Een naar mijn mening niet geringe prestatie.

Tijdens een interview dat ik met haar had, waarin met name de invloed van de Franse denker Georges Bataille op haar werk centraal stond, maakte zij me echter duidelijk dat haar prestatie binnen de huidige machtsstructuren nooit groot genoeg zal zijn. Hier volgt een deel van het interview en een weergave van mijn verbazing over haar cynische houding, die de sterke kanten van het boek lijkt te ontkrachten.

 

Schrijven vanuit de negativiteit

„!k vind Histoire de l'oeil een esthetisch gelukt werk, alhoewel ik de blik scheef vind. Er kan tenslotte ook een scheve blik worden weergegeven. Het is het onderscheid tussen datgene wat Bataille schrijft en datgene wat hij schrijven wil."

 

Histoire de l'oeil (1928) is een pornografische roman van Bataille, die een sleutelrol heeft vervuld in de ontwikkeling van zijn gedachtengoed. De roman is door hem geschreven als een neerslag van een psycho-analytische behandeling, die hij daarvoor had ondergaan. Voor Jelinek vormt deze tekst een aanzet tot het schrijven van Lust. Een aanzet vanuit een ergernis, dat wel.

 

„Het was met Bataille altijd zo, dat ik niet zo veel met hem van doen had, maar dat hij mij uitdaagde om een tegenpositie in te nemen."

 

Deze tegenpositie vormt een crux in het denken en schrijven van Jelinek. Zij is zich zeer bewust van de problematische plaats die vrouwelijkheid binnen het westerse vertoog inneemt. De sociaalpolitieke implicaties van deze negatieve visie zijn nog steeds desastreus. Net zoals Irigaray stelt zij dat een vrouw geen subject-status in onze samenleving kan krijgen: zij is niet in staat om als een autonoom individu haar eigen leven naar eigen inzichten to bepalen. De 'essentiële' kwaliteiten van de vrouw worden nog altijd als de negatieve keerzijde van de mannelijke aard bepaald. Jelineks directe kritiek wat betreft Histoire de I'oeil richt zich dan ook op de invulling van het vrouwelijke hoofdpersonage als domina.

 

„Het meisje, de hoofdpersoon uit Histoire de l'oeil is een mannelijke projectie. Het heeft mij uitgedaagd om ook een erotisch verhaal te schrijven, waarin ik er iets tegenover zou kunnen stellen. !k heb echter gemerkt dat zoiets niet kan, omdat een vrouw geen subject binnen de taal kan zijn. Ze heeft geen ik. Ook wanneer ze 'ik' zegt, is ze geen subject, oftewel, wanneer je binnen de erotische literatuur blijft: zij is niet het genietende subject, maar het object van genot.

Het meisje geniet wel - hij schrijft het tenslotte - maar dit komt niet overeen met de maatschappelijke verhoudingen. Hij maakt haar tot genietende, maar dat is slechts een bewering, niet een op emancipatie gericht personage. (..) Bataille doet geen moeite om tot deze werkelijkheid door te dringen en deze te analyseren. lk verwijt hem dat niet. Ik zeg alleen dat het zo niet in elkaar zit. "

 

In Lust probeert Jelinek een tegenroman te componeren, waarin het vrouwelijke wel in pornografische zin gestalte zou moeten krijgen. Net als Bataille gebruikt zij geen met de 'werkelijkheid' overeenstemmende personages. Zij spreekt dan ook over 'types'. Wat Jelinek dwars door haar soms absurde verhaal schetst is allereerst de problematiek van het heersende denken en de daaraan verbonden machtsstructuren.

 

„Het gaat veel verder dan een vrouwenlichaam dat door een mannenlichaam wordt gebruikt. Het is een algehele maatschappelijke pornografie, niet alleen het gebruik van een vrouw door een man. De man in Lust moet dubbel meester zijn: hij moet de meester van zijn vrouw zijn, deze machtsverhoudingen doorgeven aan zijn zoon en de meester van de hele regio zijn. Het gaat over machtsuitoefening en vernedering (...) Ik geloof dat men eigenlijk een andere taal moet ontwikkelen. Ik heb tot nu toe alleen de mannelijke taal veroordeeld of ontmaskerd en hoogstens een aanzet gegeven tot een tegenpositie van een vrouwelijke. Dat is pas een eerste stap. Omdat ik alleen in de negativiteit functioneer kan ik vooraleerst slechts ontmaskeren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van die fictie, waarbij pornografle als goed gelukt literair voorbeeld, zoals ook bij Sade - niet om neuken of dergelijke dingen gaat, maar om het schetsen van een samenleving. Om mensen die door andere mensen worden gebruikt."

 

 

 

De vrouw als 'het vervloekte deel'

Jelineks schets van de samenleving in Lust is er een waarbij seksualiteit wordt gebruikt als een van de middelen om bestaande machtsstructuren to bevestigen. Seksualiteit wordt ingezet om de economie draaiende te houden. Hierin vertoont haar werk een merkwaardige overeenkomst met bepaalde denkbeelden van Bataille, waarin zij zich in ieder geval niet expliciet heeft verdiept. 3

Uitgerekend Georges Bataille ontwikkelt in teksten als La part maudite (Het vervloekte deel) (1949) en L'erotisme (1957) namelijk een kritiek op de moderne, westerse, op nutsmaximalisatie gerichte cultuur. Erotiek, dat wil zeggen: de niet op de voortplanting gerichte seksualiteit, ziet hij - naast kunst - als een van de mogelijkheden om tijdelijk aan de druk van de hedendaagse beperkte economie te ontsnappen en om tegemoet te komen aan een wezenlijke trek in het individuele en sociale gedrag: een gereguleerd, tijdelijk zelfverlies of een verspilling van het 'ik'. Deze ervaring noemt Bataille 'soeverein'. Hierbij worden de grenzen van het rationele, het economische denken niet alleen overschreden maar ook bevestigd. Binnen gemeenschappen levert men zich in rituelen over aan een verspilling van goederen of zelfs van een levend wezen. In dergelijke offers wordt een ervaring van het sacrale, van dat wat deze gemeenschap fundeert, mogelijk.

 

Volgens Bataille is een gemeenschap - en dat geldt ook voor onze, hedendaagse cultuur - slechts te realiseren en in stand to houden door dit geritualiseerde contact met het sacrale, waaraan een vorm van gereguleerd geweld, van rituele offers eigen is. Een gemeenschap waarvan de samenhang is aangetast, kan alleen door het afstoten, het offeren, van dat deel dat door haar vervloekt wordt haar samenhang herstellen.4 De menselijke drang naar ervaringen, waarin ze zichzelf op het spel te zetten, ligt volgens hem ook aan de economie van nutsmaximalisatie ten grondslag. De politieke implicatie hiervan is dat een gemeenschap zonder deze mogelijkheden tot verspilling haar geweld niet kan reguleren. Deze noodzaak tot verspilling is in de moderne samenleving weggerationaliseerd. Desastreuze geweldsexcessen zijn dan ook niet uitgebleven. De moderne rationele oorlog bijvoorbeeld zou daarvan een gevolg zijn.

 

Jelineks beschrijving van een samenleving waarin seksualiteit in het economisch proces is opgenomen, dus zonder de mogelijkheid tot zelfverlies, kan binnen dit kader worden gezien als een radicalisering van Batailles diagnose. Vanuit de positie van de vrouw problematiseert zij Batailles verspillingsnotie: deze veronderstelt eigenlijk reeds een subject dat zich bewust op het spel zou kunnen zetten:

 

„In verspilling zoals dit voorkomt in teksten als Histoire de I'oeil geloof ik niet, omdat ik denk dat de subjectstatus van een vrouw nog niet in de buurt komt van die van een man. Dat betekent dat de verspilling van een man iets heroisch heeft en dat die van een vrouw niets heeft. Zij is niets, zij heeft geen subjectstatus binnen de samenleving. Wanneer het mannelijke ik verdwijnt, verdwijnt er echt iets, namelijk het subject. Als een vrouw zich verspilt is dit mannelijke projectie. Er kan geen vrouwelijke soevereiniteit bestaan, omdat de vrouw alleen in de verdwijning lust ervaart. "

 

Maar wat betekent het dat de vrouw alleen maar in de verdwijning lust ervaart ? Hoewel Bataille stelt dat een man zowel het object van begeerte van een vrouw kan zijn als andersom5, is de positie van de vrouw - zoals beschreven in L'erotisme - structureel die van de geofferde: zij is de passieve partij die ontbonden wordt door de actieve: de man. Dit betekent in feite dat het verlangen van de vrouw uiteindelijk ondergeschikt blijft aan dat van de man. Zij kan zich hoogstens door zijn schennende daad een tijdelijk verlangen aanmeten.

 

In Lust toont Jelinek hoe de vrouwelijke seksualiteit onderworpen is aan de wetten van een beperkte economie: ze wordt doelmatig ingezet om de uitsluitend op de groei van de produktie gerichte samenleving nog doelmatiger te laten functioneren.

Van erotiek die het doel in zichzelf vindt, is hier geen sprake. Jelinek beschrijft zonder enige terughoudendheid de machtsstructuren die de beschadigde gemeenschap op zeer gewelddadige wijze in stand houden. De behoefte van de personages in het boek om door een tijdelijk zelfverlies een gemeenschap

daadwerkelijk to ervaren blijft weliswaar bestaan, maar kan niet meer worden ingelost.

 

De beschrijving van seksuele handelingen in Lust refereren hieraan: zich steeds herhalende, gewelddadige handelingen zouden dan juist door hun extremiteit uitreiken naar een verloren ervaring. De vrouw die als offer de belofte tot een sacrale ervaring belichaamt, wordt door de man gereduceerd tot werktuig van seksuele handelingen. In een krampachtige poging de samenhang van zijn eigen leven te herstellen, wordt zij misbruikt als slachtoffer en tenslotte als een vervloekt deel uitgestoten. De geritualiseerde offering en het daarmee gepaard gaande zelfverlies komt echter nooit tot stand. Wat overblijft zou in Jelineks termen omschreven kunnen worden als een collectieve verachtting van de vrouw.

Zelfverlies (binnen het huidige vertoog) is voor een vrouw alleen dan mogelijk wanneer zij zich de subjectstatus tijdelijk toeëigent. Maar zelfs dan zal zij niet aan de verachtting ontkomen.

 

„Een soevereine ervaring hebben, is voor een vrouw op een bepaalde manier wel mogelijk. De daad van het schrijven is verspilling, een soevereine daad. Wanneer een vrouw zich bezig houdt met deze overschrijding van het schrijven, of een willekeurige andere vorm van artistieke produktie, dan meet ze zich een fallus aan die ze in werkelijkheid niet heeft en ook weer verliest in haar seksualiteit. (..) Vrouwen die zich de spraak toeëigenen, zoals ik, maar ook anderen, worden verketterd, tot manwijven uitgeroepen."

 

 

 

De wrede taal van een slachtoffer

Jelineks onmogelijke positie wordt duidelijk als de formele aspecten van Lust worden belicht. Hierin weet zij een taal te gebruiken die niets van doen heeft met een actief schrijvend subject dat doelgericht een betoog houdt en dat als bron van zingeving functioneert. Mag er op het niveau van de objecttaal nog sprake zijn van een min of meer realistisch verhaal, in een hyperobjecttaal6, die zij bewust ontwikkelt, wordt de objecttaal voortdurend becommentarieerd. Dit heeft tot gevolg dat haar gewone tekst zo absurd wordt, dat de betekenis wordt verspild. Haar tekst wordt een spel van verschillende metaforische lagen, waarbij door de voortdurende atwisseling van objecttaal en hyperobjecttaal laag op laag wordt gestapeld: allerlei referenties naar een herkenbare realiteit worden opgelost. Het pornografisch gehalte van vele inhoudelijke stukken wordt als het ware door het formele gebruik van de taal verdubbeld. Zo legt zij met haar excessief-barokke metaforiek en haar reflexieve metabewegingen de

'mannelijke', identificerende working van het medium zelf bloot.

 

Vanuit haar positie als deel van de samenleving dat geen aanspraak kan maken op de mannelijke blik, maar slechts bekeken kan worden, houdt zij een spiegel op, waardoor het heerszuchtige kijken dat in het voyeurisme besloten ligt tegen zichzelf wordt gekeerd. Jelinek weet de taal tot haar uiterste grens te drijven en de lezer te confronteren met het opkomend verlangen om meegevoerd te worden in een excessieve erotische ervaring. Vervolgens frustreert ze deze gevoelens door ze binnen een 'rationeel' vertoog te plaatsen. De weerzin die dit oproept, slaat om in een hernieuwde verleiding die van het barokke taalgebruik uit gaat: steeds weer wordt een belofte tot het meegevoerd worden in het exces op wrede wijze verbroken. Het lezen van Lust wordt zo tot een moeizaam proces, waarbij op de rand van irritatie wordt gebalanceerd. De verleiding om door te lezen wordt veroorzaakt door het

verlangen naar een vorm van inlossing van de belofte, een daadwerkelijke ervaring van lust. De lezer wordt hierbij in eenzelfde positie gemanoeuvreerd als de schrijfster. Maar ook in die van de fictieve personages in de roman: hij of zij ervaart de voortdurende spanning tussen het vastzitten in de economie van het denken en de drang naar het zelfverlies.

 

Jelineks negatieve inzet, de afwijzing van de mogelijkheid dat een vrouw, dus ook zijzelf, een subject zou kunnen zijn, maakt het mogelijk om vermeende autonomie van het subject aan de kaak te stellen. In Lust weet zij datgene wat zij omschrijft als het mannelijke denken en de macht van de mannelijke taal tegen zichzelf te keren: het westerse doelrationele denken, dat slechts in staat is te functioneren door het gewelddadige uitsluiten van het andere, gesymboliseerd door de vrouw.                   

Door de voortdurende herhaling van het meegenomen worden in belofte tot een erotische ervaring die na een gedeeltelijke ontsluiering meteen weer afgedekt wordt door de economische orde van de taal, bewerkstelligt Jelinek in haar schrijven nog iets anders. In het frustreren van de belofte weet zij een - in Batailliaanse termen - souvereine ervaring te benadrukken die onvermijdelijk onder woorden bedolven blijft. Wellicht legt zij hiermee in haar schrijven iets bloot dat verder gaat dan het oppositionele spreken waarin Jelinek gevangen lijkt. Jelinek spreekt over de onmogelijkheid om voorbij de negatieve positie te komen van waaruit ze haar werken creëert. Haar denken in opposities komt voort uit een vertoogsmatige bepaaldheid waar ze zich juist tegen afzet. In haar spreken blijft zij een slachtoffer, gevangen in het vertoog van de waarheid. Uit haar werk blijkt echter dat deze 'onmondigheid' te doorbreken is: de kracht van het taalgeweld dat zich in Lust openbaart mag voor zich spreken.

 

 

NOTEN

 

1  Elfriede Jelinek, Lust, Reinbek bei Hamburg 1989. Nederlandse vertaling:

Amsterdam 1989, p. 99-100.

 

2  Luce Irigaray, Ce sexe qui n'en est pas un, Parijs 1977.

Ik heb gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling: Dit geslacht dat niet (een) is,

Amsterdam 1981, p. 73.

 

3 Gedurende het interview gaf Jelinek aan de volgende teksten van Georges Bataille te hebben gelezen: Histoire de I'oeil, Le bleu du ciel, Obscöne Texte (een duitstalige verzamelbundel) en La litterature et le mal. Behalve laatstgenoemde

gaat het hier om vooral literaire werken, waarin de aspecten van zijn denken die ik uitwerk alleen impliciet aan de orde komen.

 

4 La part maudite, in: Oeuvres Completes VII, Parijs 1976.

 

5 L'erotisme, Parijs 1957. Ik heb gebruik gemaakt van de nederlandse vertaling : De erotiek, Amsterdam 1993, p. 172.

 

6 Om haar taal te onderscheiden van het van Roland Barthes atkomstige begrip 'metataal' noemde Jelinek tijdens het interview haar extreem objectiverende zinnen 'hyperobjectiv' en 'hyperhyperobjectiv'. Zie voor een uitgebreidere analyse: Martine Prange, "Gezelligheid en geweld voor klein en groot", in: Onyx, voorjaar 1993, p. 15-16.

 

 

Terug naar:
 
publications

 

 

 

"Hij staart in haar spleet, nu kent hij haar inhoud al. wanneer ze zich afwendt, omdat ze zijn keurende en door knijpende, gravende handen ondersteunde blikken niet uithoudt, krijgt ze een paar oorvijgen. Hij wil en mag alles zien en doen. Veel details zie je niet, en, als er wellicht een volgende keer zal zijn, moet je met de zaklantaarn meer licht maken, voordat je stralend uit de nacht de garage binnentreedt. De vrouw moet de blikken van de heer in haar geslacht leren verdragen, voordat ze te zeer aan zijn lul hecht, want daaraan is nog veel meer gehecht." 1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

"Reeds vroeg in de ochtend heeft de man zijn gevoeg gedaan. Grote massa's vormen zich onder hem, en hij heeft ook nog veel hooi op zijn vork en schouders genomen. Hij spettert met zijn urine in het rond. Je hoort hem overal onder zijn dak, hoe hij met zijn zware penis in de rustplaatsen van zijn vrouw tekeer gaat, waar hij zich eindelijk kan leeggieten. Zich van zijn produkt bevrijd hebbend, gaat hij weer naar de kleinsten der wezens, die onder zijn leiding hun eigen produkt scheppen. Het papier dat zij gemaakt hebben, is hun vreemd en zal ook niet lang kunnen bestaan, terwijl hun directeur schreeuwend heen en weer rolt onder de stoten van zijn geslacht, waarmee hij verwant is."

[Lust, o.c., p.34. ]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

"En in Gerti knappert nog steeds een mooi vuurtje, dat door de gestalte van een meter worst in haar mond wordt gevormd. Nou mijne heren en helden, laat u mij

eens door de zoeker kijken, u heeft toch zelf ieder een spannend lid!

Nee, reserveonderdelen zijn er voorlopig niet. Het onweer, dat van onze god, bet geslacht uitgaat, laat ons allemaal via de kortste weg onze ondergang tegemoet rennen. Laten we de zinnen toch aan de man over, opdat hij rustig zinvol over zichzelf kan nadenken!"

[Lust, o.c., p. 163]